Burgemeester Kuin ontvangt Joods rapport

Tijdens een bijeenkomst in de synagoge in Appingedam is woensdagmorgen het rapport ‘Vervolgd en beroofd: Joden, hun overlevingskansen en hun onroerende eigendommen in en na de Tweede Wereldoorlog in de Groninger gemeenten Eemsdelta, Pekela en Westerwolde’ gepresenteerd.

Richard Paping, universitair hoofddocent aan de Rijksuniversiteit Groningen en leider van het onderzoeksteam, overhandigde het rapport aan burgemeester Jaap Kuin van Pekela en aan de burgmeesters van Eemsdelta en Westerwolde.

Uit het onderzoek bleek dat in de vroegere gemeente Oude Pekela in twee gevallen niet zuiver is gehandeld omtrent het bezit van Joods vastgoed. Een deels door een bombardement verwoeste woning van het echtpaar Hartog Stoppelman en Sophia Gudeman werd in 1942 door de gemeente onteigend.

De woning werd geschikt gemaakt voor bewoning, waarna het ruim dertig jaar later voor een kleine 22.000 gulden werd verkocht. De erfgenamen van het in de oorlog vermoorde echtpaar Stoppelman kregen ‘slechts’ een vergoeding van duizend gulden voor de onteigende woning.

Ook kreeg dezelfde voormalige gemeente Oude Pekela in de oorlog de Joodse begraafplaats in bezit. Na de bevrijding wilde het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK) de begraafplaats terug. Mede door gesteggel over een vergoeding duurde het tot 1966 eer het NIK de begraafplaats weer terugkreeg van de gemeente. In Nieuwe Pekela zijn geen misstanden geconstateerd.

Burgemeester Jaap Kuin van Pekela: “Hoe wij zijn omgegaan met onze Joodse inwoners en hun erfgoed is beschamend. Zeker in het licht wat voor vreselijks hen is aangedaan tijdens de oorlog. Het rapport doet dit haarfijn uit de doeken. Als gemeente Pekela willen we iets terug doen voor de fouten uit het verleden. We doen dit in de vorm van een renovatie van de Joodse begraafplaats in Oude Pekela en door deze een plek te geven in de gemeentelijke monumentenvisie.”

In de oorlog keerden 90 procent van de Oost-Groninger niet terug uit de concentratiekampen.

Joods rapport